Wolven zijn sociale dieren die in roedels leven die strikt georganiseerd zijn. Tegenwoordig wordt bij voorkeur gesproken van familiegroepen. Een familiegroep wordt geleid door een mannetje en een vrouwtje die gewoonlijk met alfa worden aangeduid. Gewoonlijk hebben zij het alleenrecht op voortplanting. De overige dieren zijn meestal (volwassen) nakomelingen van het alfapaar. Een vergelijkbaar stelsel kan ook aangetroffen worden bij andere in groepen jagende hondachtige zoals de dhole  (Cuon alpinus) uit India en de Afrikaanse wilde hond (Lycaon pictus). De nakomelingen van het alfapaar blijven hooguit twee jaar in de roedel. Bij een gemiddelde worp van 4 dieren kan de roedel na 2 jaar uit 10 dieren bestaan. Het voedselaanbod is van invloed op de roedelgrootte. Waar veel voedsel is (bijvoorbeeld Alaska  waar de wolven op elanden jagen) leven de wolven in grote roedels die kunnen bestaan uit dertig dieren. In gebieden met weinig voedsel, als Italië en Spanje, leven de dieren in kleine familiegroepjes, bestaande uit het alfapaar en hun welpjes.

De oudere jongen verlaten al dan niet vrijwillig de roedel, en trekken vaak met hun broertjes en zusjes nog een periode op. Wanneer ze zelf een territorium en een partner gevonden hebben, vormen ze een eigen roedel. Onderzoek in Scandinavië heeft uitgewezen dat een uit de roedel weggetrokken teef de locatie van een nieuw territorium bepaalt. Een zwervende reu gaat op zoek naar zo'n geannexeerd gebied.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb